Het einde van de beheersing. Breuken in het denken. Gevolgen voor burger, institutie en samenleving

 “Onze zorg is uitstekend. Daar kunnen we trots op zijn”, zo begint Verkerk. We hebben nu te maken met marktwerking en decentralisatie. Dat betekent ‘dunnere relaties’: we gaan makkelijker een relatie aan, maar scheiden weer net zo makkelijk. We leven in een wereld waarin relaties veranderen. En aangezien de zorgsector complex is, is het moeilijk die veranderingen te managen. Dat is niet zo gek. Laten we op de inhoud conservatief zijn, want zorg gaat over mensen. Daarom mogen de veranderingen best wat langzamer gaan.
Filosofisch gezien zitten we in een periode waarin we het einde van de beheersing en het einde van de moraal meemaken. We bevinden ons in een zoektocht naar zin en zingeving, dat geldt voor zowel de burger als de samenleving.

De paradigmashifts in de zorg zijn: van zorgen voor, naar gezondheid en gedrag, naar functioneren en participatie. De patiënt staat centraal.
Is deze breuk opvallend? Verkerk beantwoordt deze vraag vanuit de filosofie, ethiek en geschiedenis van onze westerse cultuur, met een focus op de christelijke waarden. Hij toont aan dat er niet altijd sprake is geweest van continuïteit, maar dat in onze geschiedenis disrupties zijn geweest, radicale breuken in het denken.
We komen uit de moderniteit, waarin we met ons verstand bedenken wat goed is. Er is geen leven na het leven, de focus ligt op wetenschap en techniek om de werkelijkheid te beheersen. Daar zit spanning, constateert Verkerk: we denken in termen van vrijheid, maar die willen we bereiken door te beheersen. We maken nu de beweging naar het postmoderne denken, waarin de grote verhalen van de moderniteit zijn geïmplodeerd: de burger zoekt en ontwikkelt een eigen visie, ethiek en zingeving. De burger wantrouwt de ratio en de grote verhalen van het modernisme, het denken dat we kunnen beheersen. Elk individu bepaalt zelf wat goed voor hem is.
Omdat we nu op die breuk tussen modernisme/postmodernisme zitten, discussiëren we zoveel, stelt Verkerk. Deze tijd is het einde van de klassieke organisaties, er zijn geen universele antwoorden meer op vragen, maar regionale. De grote verhalen brokkelen af, het is de tijd van de individuele verhalen.

Opnieuw leren integraal te denken
Maar, stelt Verkerk, de burger bezwijkt onder de last van de eigen ethiek en zoektocht naar zingeving. We hebben te maken met vervlakking: we gaan van relaties naar netwerken en organisaties verdwijnen naar het middenveld (de civil society).
Leer van het opnieuw nadenken over wat gezondheid is, bij Machteld Huber: daarin staat zingeving centraal. Haar zes dimensies doen recht aan de multidimensionaliteit van de mens. ‘Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven’. Belangrijk omdat wij in de zorg dan ook andere vragen stellen aan patiënten.
Voor de grote verhalen komen andere verhalen terug: verhalen die gaan over mens-zijn en mede-mens zijn; mens-zijn als zoektocht naar zin en betekenis met autonomie en zelfregie als grote verleiders. Instituten moeten daarbij aansluiten en voor pluriformiteit kiezen. Maar Verkerk nuanceert die autonomie: wij zijn niet vaak autonoom en hebben lang niet altijd zelf de regie: kijk naar de kwetsbaarheid van echt zieke mensen.
Als we dan radicaal de wereld gaan bekijken vanuit zingevingsperspectief, laat het dan zingeving zijn vanuit een tweerichtingsverkeer: dat je iets kunt doen voor anderen. Mensen functioneren tegenwoordig binnen meerdere netwerken, waarin elk netwerk een eigen karakter heeft. Zingeving kunnen we opvatten als actief zijn in die netwerken. De impact van die innovatie is dat we op elk niveau en in alle structuren opnieuw moeten leren integraal te denken.

Denken vanuit zingevingsperspectief
De zorginnovatie heeft effect op alle structuren waarin wij leven. Ondanks het feit dat we te maken hebben met meer markt en minder overheid in de zorg, blijft de afstand tot de burger hetzelfde, stelt Verkerk. Er blijft een ‘gat’ tussen markt en individu. Hij pleit ervoor dat markt, overheid en burger elk zijn verantwoordelijkheid oppakken bij zorginnovatie. Een belangrijke vraag daarbij is: welke partij van die drie investeert het meest in de zorg en krijgt die partij dan ook de voordelen? Dat is niet per definitie zo.
Verkerk vat zijn betoog samen: de huidige ontwikkeling betekent voor het individu dat de ‘goede oude tijd’ nooit meer terugkomt, evenals de klassieke organisaties. Maar hij verwacht dat de postmoderne last te groot is voor burgers alleen, zij kunnen zinvol bezig zijn door te participeren, activiteiten te verrichten in verschillende structuren.
De zoekrichting moet zijn: radicaal kiezen voor zingevingsperspectief, instituten moeten daarbij aansluiten en van daaruit denken, lokale oplossingen zoeken samen met burgers. Burgers wíllen verantwoordelijkheid, maak ze dan ook verantwoordelijk. Zij kunnen de lost responsibilities invullen door zelf nieuwe arrangementen en samenwerkingsverbanden te realiseren, zoals coöperaties. “Dit is een boeiende tijd. Spannend! Met wel een grote verantwoordelijkheid voor ons bestuurders, want wij kunnen de verandering mede vormgeven.”