Deel 4

De vraag wordt gesteld wat The’s opmerkingen betekenen voor organisaties zoals verpleeghuizen. The: “Kom dichter bij de behoeften van de bewoners. Als mensen langer thuis moeten wonen, moeten we ons verdiepen in wat de behoeftes zijn en de benodigde ondersteuning aanbieden. Jullie moeten kijken naar wat er werkelijk gebeurt. Luister naar wat mensen meemaken en wat ze nodig hebben. Geef kleur aan het leven van mensen met dementie. Praat ook met gemeenten en verzekeraars, het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.”
Opgemerkt wordt dat ‘kleur geven’, zorgen voor anderen, eigenlijk heel gewoon moet zijn en dat dit pas in de jaren ’70 geïnstitutionaliseerd is. Niet voor niets: mensen werden overbelast. Ook nu moeten we blijven kijken naar de samenhang tussen werk, wonen en zorg. Dat is soms niet makkelijk. Daarom, stelt, The, moeten we die randvoorwaarden scheppen, die mentale shift maken. Dan zullen we wel eerst af moeten van taboes rond dementie: mensen met dementie schamen zich regelmatig omdat ze hun identiteit kwijt zijn en de samenleving niet als ‘gewone’ mensen ziet. The pleit daarom voor grote openheid hierin. De link wordt gelegd naar de wens van Van der Gaag, dat GGZ-zorg over vijf jaar volledig is geïntegreerd in de zorg. “Die enorme veranderingen komen, werken in netwerken wordt normaal.”
Marjanne Sint: “Misschien zitten we dan toch in die vierde breuk, in de overgangsperiode naar de-institutionaliseren en brengen we de eindigheid en kwetsbaarheid van het leven weer terug in de maatschappij. Maar hoe doen we dat? Misschien kunnen we leren van organisaties in andere domeinen die zoeken naar de vraag waar mensen zich echt comfortabel bij voelen? Want daar gaat het om: waar voel je je comfortabel in? Waar voel je je geborgen? Die dimensie heeft te maken met menselijkheid. Maar ze benadrukt nogmaals dat het onverstandig zou zijn om de opgebouwde vangnetten weg te doen: de echt kwetsbaren moeten we die hulp kunnen bieden.