De Verzorgingsstaat: in welke samenleving leven we?

De verzorgingsstaat zoals die er was, bestaat niet meer, begint Van Lieshout. Vanaf de jaren ’80 zijn we gegroeid naar een liberale staat. Die transformatie is weer te geven in één oneliner: van rising expectations (een staat met groei, maatschappelijke rust) naar fear of falling. Voor het eerst leven we in een maatschappij waarin onze kinderen het waarschijnlijk minder gaan krijgen. Het is de broken promise of education: een goede opleiding leidt niet meer automatisch naar een goede baan. Rond 2000 vond de grote breuk plaats.

Waarom vond dit plaats? Volgens Van Lieshout zijn er enkele redenen: de media, die vooral slechte zaken tonen, de emancipatie: goed onderwijs levert verzet tegen de elites op en bestuurders worden daardoor gewantrouwd. Daarnaast is er teleurstelling: het is duidelijk dat de overheid niet alle risico’s kan afdekken. Ook de sociale scheiding neemt toe, er is sprake van minder kansengelijkheid.

Grote leegte
We leven in een wereld zonder de grote idealen van de 19e eeuw failliet. Met WO II hebben we gezien waartoe die kunnen leiden. We leven nu meer individueel, met individuele verlangens en idealen. De samenleving is geen project meer. Onzekerheid regeert, de wereld is te groot om een gevoel van controle te hebben.
Ook de traditionele inkomenselementen en manier van werken worden minder belangrijk. Veiligheid daarentegen wordt steeds belangrijker. Dat is boeiend. Van Lieshout: “Hoe benoemen we dat zonder dat het conservatief wordt?” Jongeren accepteren deze onzekerheden al makkelijk en slagen erin om op andere manieren hun werk te doen, zoals meerdere banen naast elkaar en werken als ZZP‘er. Het zijn de oudere generaties die het lastig vinden deze verandering te doorstaan.

Hoe organiseren we nieuwe sociale zekerheid
Van Lieshout zoekt in die nieuwe werkelijkheid naar nieuwe modellen die een vorm van sociale zekerheid kunnen brengen: het individuele model, een model tussen werknemer en werkgever, het collectieve model dat het regelt tussen werkgever en werknemer en het collectieve model via de overheid, waarin pensioen generiek verplicht is. In dat laatste model vallen de minste mensen door de vangnetten heen.
De basisbeweging moet zijn dat de overheid een set van beperkte garanties biedt en verplichtingen garandeert – zoals opbouw van en pensioen, scholing –. Sociale zekerheid op een redelijk niveau. De overheid kan ook kaders stellen. Het afsluiten van cao’s zou meer op het individu kunnen worden gedaan. In Zweden wordt daarmee geëxperimenteerd. Tenslotte moet de overheid uitnodigend zijn, de rechten voor burgers garanderen en probleemgericht zijn.
Maar, zo eindigt Van Lieshout: “Zijn dit antwoorden op de fear of falling? Dat weten we (nog) niet.”