‘De verhuiselijking van de langdurige zorg. Worden ‘de belofte van nabijheid’ waargemaakt?

Maakt de decentralisering van de langdurige zorg die zorg beter?
Duyvendak’s lezing is gebaseerd op zijn boek ‘De verhuizing van de verzorgingsstaat’, een weerslag van een onderzoek dat hij en anderen deden voor de Universiteit van Amsterdam en Universiteit voor Humanistiek. Daarin onderzochten zij wat er tot nu toe terecht is gekomen van de decentralisatie van de zorg, sinds 2015. Daarbij werd gekeken naar de verplaatsing van de zorg naar gemeentes. Want, zo was de gedachte erachter, gemeentes zouden beter weten aan welke langdurige zorg of jeugdzorg mensen behoefte hebben en hoe ze zelf nog kunnen en willen participeren. De onderzoekers vroegen zich af hoe ‘de belofte van nabijheid’ vorm krijgt in die decentralisaties en wat betekent dit voor de kwaliteit van dienstverlening?
Daartoe analyseerden de onderzoekers beleidsteksten, waren ze aanwezig bij 127 keukentafelgesprekken van wijkteams, deden zij interviews met bewoners en professionals en volgden zij cliënten. Het onderzoek werd gedaan in zes wijken in zes verschillende steden. De thema’s waren:
– Nabijheid
– Zelfredzaamheid
– Professionaliteit
– Democratie
– Solidariteit

Zelfredzaam: we zijn het eigenlijk altijd
Bij de decentralisatie van langdurige zorg kun je je afvragen waarom nabijheid eigenlijk beter is. De belofte was dat de overheid dichter bij de burger zou staan, dat de professionals dichter bij de burger zouden staan. Dat geldt ook voor de professionals onderling en de burgers onderling, want het is de bedoeling dat zij meer voor elkaar zullen zorgen. Dichtbij is beter. Dat lijkt heel vanzelfsprekend. Maar is dat wel zo? Is die nabijheid echt beter, vraagt Duyvendak zich af.

Uit woorden in de beleidsteksten – efficiëntie, creativiteit, maatwerk, aansluiting op vraag, vertrouwdheid – blijkt dat nabijheid allerlei positieve connotaties heeft. “We vinden blijkbaar afstand niet goed, alsof er geen beloften van afstand zijn.” Het is, stelt Duyvendak, voornamelijk te zien als kritiek op bureaucreatie en de markt. Want tegenover de termen die positief zijn over nabijheid, kun je net zo gemakkelijk positieve termen van afstand zetten: vertrouwdheid tegenover betrouwbaarheid, maatwerk tegenover rechtsgelijkheid et cetera. Kortom: er zijn ook goede redenen voor afstand. Duyvendak constateert dat er sprake is van een rigoureuze verandering. Het trefwoord in deze grote verschuiving is zelfredzaamheid, ofwel: het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken. Daarin zitten drie betekenissen opgesloten:

1. zelf doen: autarkie;
2. naastenhulp (‘sociaal netwerk’),
3. professionele hulp vragen om later het zelf te kunnen.
Kortom: er zijn veel betekenissen in zelfredzaamheid, en het opvallende is dat welke van de drie betekenissen je ook kiest, je bent eigenlijk altijd zelfredzaam! Het zegt dus eigenlijk helemaal niets over de praktijk en wat zelfredzaamheid nu eigenlijk precies is.

Het taboe op steun vragen
Als je naastenhulp bestudeert, blijkt uit de analyse van de keukengesprekken dat slechts drie van de 64 gevallen van inzet van naastenhulp geslaagd is. De reden is dat we al zoveel voor elkaar doen. Eén op de drie doet in Nederland vrijwilligerswerk. Kan dat nóg meer, vraagt Duyvendak zich af. Laten we nadenken over betere condities hiervoor. Daarnaast staan de twee wensen van het kabinet, meer mantelzorg en meer betaalde arbeid voor vrouwen, op gespannen voet met elkaar.
Uit zijn onderzoek blijkt dat cliënten ook helemaal niet vragen om zelfredzaamheid. Ze zijn eenzaam! Ze willen gezelligheid, mensen om zich heen. Naasten doen dat al veel. Daarbij komt dat het netwerk van iemand ook juist het probleem kan zijn, bijvoorbeeld als gezinnen niet goed functioneren. Dit gaat vooral jeugdzorg aan.
Een andere belangrijke vraag is: wat kun je je naaste vragen? Het leidt niet zelden tot pijnlijke botsingen, want verander je relatie maar eens zo snel met een ander. Er is sprake van instrumentalisering van zelfredzaamheid, van autonoom zijn naar steunen op het netwerk. Terwijl daar een taboe op rust, want we moeten eigenlijk zelfstandig zijn. Schaamte speelt hier zeker een rol.

Financiën zijn leidend
Cliënten en professionals zijn wel positief over professionele nabijheid via keukentafelgesprekken, ondanks een gebrek aan equipering ervan. Maar voeren zij dat gesprek goed? Kan iedere professional direct generiek werken? Het viel de onderzoekers op dat beleidsmakers lijken te suggereren dat informatieve hulp (vrijwilligers) beter zou zijn dan die van professionals. Daarnaast zijn sociaal werkers, concluderen de onderzoekers, slecht in het benoemen en definiëren van wat zij allemaal precies doen en nemen ze te snel de terminologie over van het beleid. Zij verzwakken daarmee hun positie en het richt grote schade aan wat betreft hun (zelf)vertrouwen. Ondertussen doen ze gewoon wat ze altijd deden: hun werk zo goed mogelijk doen.
De onderzoekers constateren ook een democratisch tekort. In de belofte van nabijheid zit ook het idee dat burgers kunnen meepraten over het beleid en dat er dus verschillen ontstaan tussen gemeenten. Maar dat is lang niet overal gebeurd. Er wordt wel gepraat over de principes van nabijheid, maar uiteindelijk is het overheersende idee: we moeten het zo doen, het kan niet anders, want meer geld is er niet. Het financiële plaatje is dus altijd leidend. Daarnaast noemt Duyvendak onder meer de verzwakking van de lokale media een reden voor de geringe aandacht en openheid hierover, de gevoelens van machteloosheid bij de professionals, het feit dat de ondersteuning van belangenorganisaties is afgebouwd en het feit dat de participatie van de burger eigenlijk neerkomt op meedoen in plaats van meepraten.

Herstel de sociaal werkers weer in ere
De decentralisatie dwingt mensen ertoe om te zorgen voor mensen waar ze om geven. Dat is, stelt Duyvendak, een smalle basis. “We gingen juist wat groter denken wat betreft solidariteit. Nu gaan we weer terug bewegen. Dat is een bedreiging voor anonieme solidariteit. Dit kan betekenen dat er een groter verschil zal komen in de mogelijkheden tussen arm en rijk.”
We doen al heel veel voor elkaar, constateerde Duyvendak al, en nu het beleid persoonlijke relaties tot beleid maakt, wordt dat geïnstrumentaliseerd. Maar waar staat die burger, de naaste? Laten we vooral niet iets heel anders doen, is zijn mening. Transitie en transformatie zijn veel te grote woorden, het is alsof de professionals voorheen alles verkeerd deden. Hij acht het verstandig om met de langdurige zorg en wijkteams een pas op de plaats te maken.
Duyvendak is ervoor om het pallet aan idealen te verbreden. Naast zelfredzaamheid zouden de aloude idealen en beroepscode van sociaal werkers, waardigheid en empowerment, weer belangrijk moeten zijn. Afhankelijk zijn is géén schande, stelt Duyvendak. Zijn aanbevelingen: bevestig de wijkteams, steun hun initiatieven, geef ze meer opleiding en ondersteun hun eigen professionele normen en toetsen.

Laten we echt gaan luisteren naar cliënten
In plaats van het noodzakelijkheiddiscours, dat financieel gedreven is, zouden er duidelijke politieke keuzes moeten worden gemaakt, stelt Duyvendak. Geef professionals en burgers veel meer een stem krijgen in het beleid en versterk de locale media zodat zij dit alles kunnen controleren. “Trek het debat weer open. Het politieke debat met als enig standpunt ‘het kan niet anders’ past niet. Laten we echt gaan luisteren naar en praten met de cliënten en patiënten.“
Duyvendak eindigt met het uitspreken van de wens dat we niet de anonieme solidariteit vergeten en mensen niet gaan overvragen, want daarmee zullen we de solidariteit op termijn uitputten. Goede professionele zorg en vrijwillige hulp versterken elkaar, slechte professionele hulp leidt tot slechte vrijwillige hulp, stelt hij. Hij constateert ook dat er een probleem van collectivering ligt. Veel kwesties die mensen verwoorden blijken geen medische maar sociale problemen te zijn. Het idee was dat buurthuizen, bibliotheken en andere kleine collectieve voorzieningen die zouden opvangen. Maar vele van die voorzieningen zijn inmiddels afgeschaft.