‘Transformatie is noodzakelijk maar heel erg taai’

Professionals worden gezien als sleutelfiguren voor beoogde veranderingen in de zorg. Maar de coronacrisis heeft de veranderingen niet dichterbij gebracht, integendeel. Anouk Op het Veld analyseert het krachtenveld rond professionals en reikt oplossingen aan.

Rode draad in het betoog van organisatieadviseur Op het Veld is dat de manier waarop je dingen doet belangrijker is dan wat je doet. Om met muziektrio Bananarama te spreken ‘It ain’t what you do. It’s the way that you do it. And that’s what gets results.’

Ze schetst dat de uitgangspunten van beleidsmakers veranderen. In de vorige eeuw stond ‘langer leven’ centraal. In deze eeuw is dat ‘betekenisvol leven’ voor een patiënt die de regie heeft over zijn/haar gezondheid. Maar de instituties kunnen de verschuiving van het paradigma niet gelijk volgen omdat de zorg nog georganiseerd is volgens de oude uitgangspunten. Bij zorgaanbieders zijn de prikkels gericht op de productie en bij professionals is de vakopvatting belangrijk. ‘Je zit nog in het systeem van voorheen. We vragen van de professional dat hij afscheid neemt van een vrij sterke vakopvatting. Vaardigheden en gedrag worden belangrijker gevonden. Ze moeten bijvoorbeeld meer samenwerken met andere domeinen en optreden als coach van een burger die advies vraagt.’

De coronacrisis betekent volgens haar een reis terug in de tijd. ‘Het ziekenhuis heeft een dominante plek gekregen in de beeldvorming en acute medische zorg en veiligheid worden belangrijker gevonden dan de kwaliteit van leven.’ Bij de verdeling van beschermingsmiddelen is de ouderwetse hiërarchie gevolgd met het ziekenhuis op de eerste plaats en de eerste lijn, de care en de welzijnsorganisaties achteraan. ‘Dat is voor het noodzakelijke veranderproces jammer, omdat het speelveld – vooral als het gaat om kwaliteit van leven – veel groter is dan het ziekenhuis.’

’Transformatie is heel erg taai. Tijdens een transitiefase blijven organisaties en medewerkers vaak in maakbare bestuurlijke processen hangen. Daarom ben ik wel voor verandering, maar niet voor een stelselwijziging, want dat leidt vooral tot institutievraagstukken. We moeten juist veel meer doordecentraliseren naar de relatie tussen cliënt en professional en investeren in de cliënt en diens mogelijkheden als het om gezondheidszorg gaat,’ aldus Op het Veld.

Ze schetst de aangrijpingspunten die gebruikt kunnen worden om toe te werken naar een nieuwe rol voor de professional. Allereerst de  drijfveren die professionals ontvankelijk maken voor verandering. Dat zijn status, zekerheid, teambinding, autonomie en rechtvaardigheid. Dat laatste staat bij hen bovenaan. Dat betekent heel concreet dat verpleegkundigen aangeven dat zij wel zien waarom de veranderingen in de zorg noodzakelijk zijn (zoals ‘van zorgen voor naar zorgen dat’), maar dat dit vanuit hun vakopvatting niet rechtvaardig is. Zij geven aan een ‘zorg-gen’ te bezitten dat zij niet gemakkelijk opzij zetten. Met andere woorden, naast gedrag zijn vakopvatting en professionele identiteit belangrijke elementen waarom professionals wel of niet mee gaan in verandering.

Op het Veld geeft eveneens aan dat ‘adaptief besturen,’ nodig is. ‘Adaptief besturen vraagt iets anders van de bestuurder. Het is voortdurend uitproberen wat werkt, daarvan leren en aanpassen. De bestuurder faciliteert kennis, debat en reflectie. Je schetst scenario’s en je stuurt op uitproberen. Aangezien de problematiek en het speelveld complex zijn, kan richting nog wel geformuleerd worden maar wordt het feitelijke resultaat bepaald door de professionals ‘on the spot’. Bij ingewikkelde vraagstukken is ruimte voor de professional noodzakelijk. Echter wat vragen we dan precies van hem/haar? Het speelveld is met het streven naar een betekenisvol leven volledig veranderd. Professionals in het preventief, sociaal en medisch domein zijn veel meer gelijkwaardig aan elkaar, maar in de praktijk is dat nog nauwelijks zo.’

In het gesprek met de zaal komt naar voren dat zorgorganisaties worstelen met de vraag hoe het gesprek met de professionals moet worden gevoerd. Ook komt de vraag op tafel hoe je omgaat met het verlies van beroepsidentiteit. Het verliesvraagstuk (op alle niveaus) is sowieso een onderwerp om bij stil te staan. Op het Veld: ‘Er zijn vele manieren om het gesprek aan te gaan. Bijvoorbeeld door stil te staan bij positieve uitzonderingen Er zijn verschillende werkwijzen om te leren, uit te proberen, en een nieuwe stap te zetten.’